-
1 exempt
exempt (de) [egzã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 vrij(gesteld) (van) ⇒ ontheven (van), bevrijd (van)2 zonder ⇒ verstoken (van), verschoond (van), gespeend (van)3 vrij (van) ⇒ immuun (voor), gevrijwaard (tegen)♦voorbeelden:un exempt • vrijgestelde -
2 être exempt d'impôts
être exempt d'impôts
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский